Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZJ0074

Datum uitspraak2000-11-29
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00261
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00261 29 november 2000 CJIB 22600381 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Terneuzen van 4 juli 2000 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Middelburg niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Bij inleidende beschikking is aan de - in Duitsland woonachtige - betrokkene een administratieve sanctie van ƒ90,- opgelegd. 3.2. Tegen de oplegging van die sanctie heeft de betrokkene bij - in de Duitse taal gesteld - beroepschrift beroep ingesteld bij de officier van justitie De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft de betrokkene bij - eveneens in de Duitse taal gesteld - beroepschrift beroep ingesteld bij de kantonrechter. 3.3. Tot de stukken behoren: a. Een tweetal in de Nederlandse taal gestelde brieven van de officier van justitie aan de betrokkene, onderscheidenlijk van 26 april 1999 en 22 juli 1999, waarin de betrokkene wordt gewezen op diens verplichting zekerheid te stellen voor de betaling van de opgelegde sanctie; b. Een naar aanleiding van de beslissing van de kantonrechter d.d. 2 november 1999 in de Duitse taal gestelde brief van de officier van justitie aan de betrokkene van 28 april 2000, waarin de betrokkene wordt gewezen op diens verplichting tot zekerheidstelling. 3.4. Bij de beoordeling van de bestreden beslissing moet het volgende worden vooropgesteld. De in art. 6 EVRM gestelde eis van een eerlijke berechting brengt mee dat schriftelijke mededelingen van het CJIB, de officier van justitie of de griffier van het kantongerecht, gericht aan een betrokkene van wie moet worden aangenomen dat hij de Nederlandse taal niet voldoende begrijpt en die betrekking hebben op de wettelijke vereisten waaraan moet zijn voldaan wil een door deze op grond van de WAHV ingesteld beroep op de rechter ontvankelijk zijn, moeten worden gedaan in een taal welke die betrokkene redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen. 3.5. Op grond van de parlementaire geschiedenis van het huidige art. 11, derde lid, WAHV moet worden aangenomen, dat ten aanzien van het vereiste van zekerheidstelling art. 6:6 Awb van toepassing is. Het beroep bij het kantongerecht kan dan ook pas niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het niet tijdig voldoen aan de verplichting om zekerheid te stellen als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV als de betrokkene in de gelegenheid is gesteld het verzuim de zekerheid te voldoen te herstellen en hem, na de indiening van het beroepschrift, omtrent die verplichting dus twee maal een mededeling is gedaan. 3.6. In deze zaak moet ervan worden uitgegaan, dat de betrokkene de van de officier van justitie uitgegane berichten door onbekendheid met de Nederlandse taal niet heeft begrepen. Nu, naar volgt uit hetgeen hiervoor onder 3.3 uit de stukken is weergegeven, de betrokkene slechts éénmaal in de Duitse taal mededeling is gedaan van de verplichting tot zekerheidstelling, vloeit uit hetgeen hiervoor onder 3.5 is overwogen voort, dat de kantonrechter de betrokkene ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet stellen van zekerheid. De bestreden beslissing kan derhalve niet in stand blijven. 3.7. Na terugwijzing van de zaak dient de kantonrechter een nieuwe termijn te bepalen, waarbinnen de betrokkene alsnog zekerheid als bedoeld in art. 11 WAHV kan stellen. Daarvan moet aan de betrokkene door de griffier van het kantongerecht in de Duitse taal mededeling worden gedaan. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar het kantongerecht te Terneuzen ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is gewezen door mr Kalsbeek, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 november 2000.